noegelijke, dat ze op de reis samen doorgemaakt hadden.
„Bye, bye!”
De Hispano gleed geruischloos over het natte asphalt, de kleine trwo seater peesde in het bekende snelle vaartje den anderen kant op.
fs Avonds, Bob lag met schoenen en al op bed een sigaret te rooken, schoot het hem te binnen, dat z’n moeder aangedrongen had op uitpakken van de koffers.
„Schaduwzijde van de reis!” bromde hij in zichzelf, maar hij veerde toch op en begon den chaos van koffers en verdere reis-attributen te regelen.
„Wat is dat!” verbaasde hij zich, toen hij bij de heele rataplan een foto-toestel zag staan, dat het zijne niet was.
Hij keerde het ding om en om.
„Een Brownie! Dick heeft als ik me niet vergis een Kodak. Wat is dat voor 'n ding? Is *t toch misschien van Dick?”
Hij roetschte de trap af naar beneden, telefoneerde Dick die juist klaar was met uitpakken en in den huiselijken kring een relaas gaf van hun reis.
„Voor jou, Dick,” zei z'n vader, hem den hoorn toereikend.
„Halloh! Wat zeg je? Niet van jou? Weet je ft zeker?”
Aan den anderen kant van de telefoon beweerde Bob met klem, dat zijn camera nog in z'n koffer zat en hij niet begreep, hoe Dick zoo stom kon zijn om niet te zien, dat ft zijn toestel niet was.
Dick schaterde.
,/n Reuze mop, zeg! Is ie gevuld? Wat zeg je? Ja, kijk even.”
Een hernieuwde schater van Dick.
„Op zes? Good gradous hij is kapitaal! Wat doe je nou? Hè? Bê-je mal! Eerst ontwikkelen! Klets niet! Ja, morgen. Bye, bye!”
Den volgenden morgen.
Dick's two-seatertje snorde al om negen uur naar Bob's huis.
98