daar binnen in me: „Zou je deze boomen wel ooit terugzien? Zou je wel ooit .. .”
Ik snelde naar boven, Neen, aan zulke sombere gedachten wilde ik niet toegeven. Ik zag voor me de twee oude Engelsche dames, en ik zag de cordate stap van de laaggehakte schoenen. Zou ik dan minder cordaat willen zijn ? Neen toch immers ...
's Morgens belden tal van vriendinnen op. De een zei: „Het gaat nogal met het weer hè?” De ander zei: „Zeg kind, je treft het niet.” En een derde ried practisch: „Weet je wat ik zou doen in jouw plaats? Ik ging rustig met de trein.” En een vierde zei bemoedigend: „Ze kregen mij met geen folter-werktuigen in een vliegmachine. Wees niet zoo stom zeg, en ga toch niet met dit ellendige weer.” Maar ik antwoordde met een opgewektheid, die ik bij lange na niet voelde: „Och, het zal best meevallen.”
Toch, toen om twee uur mijn man naar Schiphol telefoneerde, of er gevlogen werd om het weer, zat ik in spanning wat het antwoord zou zijn. Zouden ze op Schiphol Vami's dreigende voorspelling deelen? Maar neen, het rustige antwoord was, dat er wèl gevlogen werd, en ik wenschte vurig, hoewel stil voor me heen, dat Vami, inplaats van een trouwe melkbezorger, geboren was om aviateur op de Farman te zijn. Misschien dat dan, dank zij zijn sombere profetie ... Ik zuchtte, en vischte jurken uit de kast, die ik voor Parijs wel geschikt achtte.
Om drie uur togen we, nagewuifd door de beide telgen en ons blonde Duitsche Gretchen, die alle drie stikvol raadgevingen en goede wenschen zaten, per auto naar Schiphol. Af en toe kletterde de regen tegen de raampjes van de auto, en het vee in de weiden school kleumsch en zielig bij elkaar. En de boomen bogen hun kruinen, alsof ze ons voortdurend hoofsche neigingen toezonden. We kwamen voorbij een aardig, vriendelijk huisje, dat vlak aan de weg stond. De gordijnen waren weggeschoven en voor het raam zat een oude vrouw te breien.
85