„Best hoor! Hij het me ’n lange brief 'skreve en hij zeit: Zeg de hééle Waik gedaag van me.”
En de vrouw had z'n woorden daadwerkelijk uitgevoerd.
Ik ga nu maar ophouden met m'n Wijk aan Zeesche verhalen, anders komt er geen einde aan. We zijn, toen de kinderen naar een betere school moesten, naar Beverwijk gaan wonen en hoewel *t daar ook heel gezellig was en er menige lieve herinnering aan vast zit, is er nooit de groote intimiteit, de hechte band geweest, die ons aan het lieve zeedorp bond.
Een van m'n aardigste herinneringen aan dien tijd is de Kinder-Courant die ik daar redigeerde.
Dit courantje was een bij-blad van de „Kennemerland”, een orgaan, dat driemaal per week verschijnt. Ik was „tante Mies” en pende het courantje vol met verhalen, versjes en raadsels. Er was een correspondentie-rubriek en ik kreeg de aardigste briefjes.
Na een poosje lekte het uit, dat ik tante Mies was en nu noemden vele Beverwijkers me zoo.
Nu nog, als ik door deze plaats loop, kom ik al groote meisjes tegen, die vriendelijk zeggen: „dag, tante Mies”.
Zelfs ontvang ik nog brieven van nu al heele dames, die trouw bleven schrijven, al woont tante Mies ook in Amsterdam.
De kinderen hadden ook hier troepen vriendjes en het heele stel liep genoegelijk bij ons in en uit.
Ze deden aan alle feestelijkheden die in zoo'n klein stadje zijn, mee, aan ring stekerijen, bloemen-corso, optochten.
Voor dat bloemen-corso had ik ze gestoken in echt Javaansche kleederdracht, iets dat bij hun donker type goed paste.
Een énorme pajong hadden juf en ik geheel met bloemen versierd en Lydia had een koperen rijstkoker in de handjes, gevuld met witte bloemen, die ze kwistig rond strooide.
Toen ze voor de jury verschenen, vroeg een van de beoordeelaars:
51