wel in staat zijn V* Ik wierp hierop mijn armen in de lucht en Zei fatalistisch: „Och, waarom niet?"
Mijn eerste proeve van bekwaamheid moest 1 Juni klaar zijn. Eerst aarzelend, en later dringender, zei mijn man: „Denk je wel aan je verhaal ?”
„Natuurlijk,” zei ik dan. „Elke dag/’ Maar mijn hoofd wasleeg. Het werd 28 Mei, 29 Mei.
. En daar kwam opeens de ingeving.
„Ja,” zei mijn man, „als je nu niet kunt doen wat je beloofd hebt, dan moet je het toch even naar den Haag schrijven/
Het was een stormachtige dag, ik weet nog, dat de regen bij stroomen in de laan viel. Ik zat in de erkerbank en schommelde met mijn beenen. Onze eerste baby sliep. Toen zei ik:
„Heb je een potlooi voor me met een beeld van een punt ?”
Ja, dat had mijn man, en ook een oud schrift. Hiermee gewapend trok ik naar boven naar de kamer, die we toen al weidsch de werkkamer gedoopt hadden. Daar kroop ik in de stoel voor het raam met het
werk op mijn knie, de prettigste manier om te schrijven. Volgens mij hoor! Boomtoppen, die schudden, de regen, die in stralen tegen de ramen spoot, en mijn potloodpunt, die loodrecht op het papier stond. Ik groef mijn linkerhand in mijn haar... daar zat ik en wachtte op de inspiratie. Eerst maar een titel dacht ik, dan had je tenminste het veilige gevoel, dat je daarover later weer niet uren te piekeren had. En daar kwam opeens de ingeving. „Brieven van een H.B.S. meisje aan haar vriendin.”
25