vele brieven in de la der schande met „Lieve Cissy” erboven, en hunkerend met vragen als deze: „Was jij zelf Joop ter Heul? Is je man Leo van Dil? Heeft Juffrouw Wijers bestaan? En Julie? En Juut uit de Stormers?” Etcetera — etcetera.
En omdat dit een antwoord voor jullie allen is, wil ik even in het kort vertellen, dat je natuurlijk in elk boek iets van je zelf geeft. Ik ben een stukje Joop ter Heul, maar ook — schrik niet — een beetje de alomverfoeide Julie, Juut Storm van Waveren kon een zusje van me zijn, en Babs uit Kwikzilver en Trix uit Louteringkuur een groote tweelingzuster. Mijn man is werkelijk Leo van Dil uit de Joop ter Heul Serie en Juffrouw Wijers is geheel naar het werkelijke leven geteekend. Haar dood was een groot verlies. Mijn beide jongens zijn de Tok en Noek van „Rekel”, die uitgegroeid zijn in de loop der jaren tot de Kees en Jan in de Louteringkuur. En zoo kan ik doorgaan. Ik herinner me een aardig staaltje, van een meisje, dat me een paar jaar geleden voor het eerst kwam bezoeken. Als ze dit leest, zal ze zichzelf wel herkennen. Die ontmoette bij het weggaan in de vestibule mijn man en een vrind. Bij de deur fluisterde ze enthousiast: „O, uw man is precies Leo van Dil, en die andere meneer, was dat Jog?” Toen heb ik geproest, want Jog had ik me altijd lang en vrij sprietig gefantaseerd, terwijl de bewuste vrind zich rustig met een zwaar-gewicht bokser zou kunnen meten.
Ik heb het zelf nog sterker meegemaakt. Eens, het stations-restaurant in Hilversum — waar ik destijds woonde — binnensnellend, heb ik bijna een mij totaal onbekende heer, die daar voor een kopje koffie zat, vriendelijk lachend toegeknikt. Ik wist plotseling, dat het Jog was. Jog uit mijn fantasie.
En zoo ben ik, langs eenige zijpaden, even afgedwaald van mijn laatste kemachtige verzekering, dat ik nooit, nooit meer een letter op papier zou zetten. Het wijze spreekwoord, dat iets nooit zoo heet gegeten, als het gebraden wordt, werd ook
20