haperen. En vader, die zich niet graag de trots op zijn kleine meid ontnemen liet, wond een krul om zijn vinger, en zei, dat het best zou gaan. Zelfs voegde hij er nog behoedzaam bij, dat het ook niet zóó erg zou zijn, als ze eens even steken bleef. Dan zou vader haar wel zachtjes helpen.
Om zeven uur danste Anneke naar boven om te worden aangekleed. Haar wit wollen jurkje met de rose strik om de middel en een groote rose strik als een vlinder boven op haar hoofd. En, terwijl moeder haar hielp, repeteerde Anneke het vers. En ook later, toen de kinderen in rijen van vier naar het Slot trokken — overal stonden de ouders buiten en riepen een groet, en overal waren voor de kleine raampjes de gordijnen weggeschoven — prevelden Anneke's lippen het vers. Ze dacht, hoe veel heerlijker het toch verleden jaar was geweest. Toen had ze alleen maar te denken aan de boom en de liedjes, die ze zouden zingen. Terwijl nu, ze moest aldoor maar probeeren of ze het vers nog wel van buiten kende.
Over de harde grond stampten de voeten van de kinderen. Ze zongen het lied, dat ze bij elke feestelijke marsch jubelden.
Zingt blijde lied'ren bij dapper marcheeren,
Voorwaarts marsch, fiefalderaldera ...
Ruurt van de bakker zong boven allen uit. Hij had een stem als een omroeper. Maar Anneke liep met gebogen hoofdje en haar lippen bewogen. Aan het eind van de lange, donkere oprijlaan lag het verlichte Slot. De oudste onderwijzeres dacht, toen ze het inrijhek binnenliepen en het grint knerpte onder de vele, vlugge voeten, dat het slot daar lag als een tot waarheid geworden droom. Ze knipte met haar wimpers. Was het niet ontroerend zooals daar de groote, dubbele buitendeur openzwaaide, en de enorme, verlichte Hall reeds warm en hartelijk de lange kinderschaar verbeidde ? Het ging zoo stil en geregeld. Een kalm woord van Anneke's vader remde de rumoerigste belhamel. In de Hall stonden de Slotheer en de Slotvrouw. Ze
118