hoofd. Ze snapte wel wat Betje bedoelde, maar ze had geen zin om daarop in te gaan. Zooals ze soms ook op school geen zin had om een vraag te beantwoorden, die ze toch wel wist, of thuis te vertellen, wat ze in het dorp met de kinderen had gespeeld.
„Nou, as ik 'n pop krijg/* zei Betje.
„As is verbrande turf/' praatte Anneke wijs hun dienstmeisje na. „En misschien komt er wel geen eèns Kerstfeest op het Slot/' Ze gooide haar bal omhoog: „Kom, vang ’m Betje.” — Maar ’s avonds, toen ze bij de tafel zat en sommetjes maakte, die vader voor haar had opgeschreven — ze was slecht in rekenen — hoorde ze, dat moeder vroeg: „Ga je morgenmiddag naar het Slot of morgenavond?”
„Neen, morgenavond. En mijnheer van Reynalda wilde, dat ik de lijsten van de kinderen meenam net als verleden jaar.” „De kinderen zullen er al zoo'n beetje op gaan rekenen,” zei moeder. „Nu, ze mogen ook wel eens wat hebben.”
En Anneke, haar hoofdje diep gebogen telde op: 25 + 38 is 73. Toch weer Kerstfeest op *t Slot. En misschien lag er nu wel voor haar onder de Kerstboom op de lange tafel met het witte kleed, een boek met sprookjes. Zou ze 't vader zeggen of die het mijnheer van Reynalda wilde vragen ? Nee, dat durfde ze niet. En opgewekt en achteloos schreef Anneke weer: 12 x 25 = 400.
Het was nog tien dagen voor Kerstmis, toen vader op een avond zei:
„Je kunt toch zoo goed uit het hoofd leeren Anneke?”
„Ja vader.” Ze keek glunder.
„Kijk dan eens hier. Ik heb hier een vers, dat jij moet leeren opzeggen als een groote meid. Leer het eerst maar eens voor je zelf. En als je wat niet begrijpt, dan vraag je 't vader maar.”
115