„Wéér dat Lausanne,” dacht Ab. „Wat wil ze toch? Jullie een whisky-soda ?” vroeg hij de jongens.
„Geef mij maar spuitwater,” zei Bob.
„Mij ook,” timide Dick.
„Restaureert, hè?” vinnig Let.
„Wat 'n situwaasje!” vond Dick gelegenheid Bob in te fluisteren.
„Halloh, gentlemen!” schreeuwde Bob al van uit het wagentje . . .
Deze kauwde op *t linkerhoekje van zfn lip.
Dan, zich buigend naar Brink, vroeg hij haperend:
„Kan ik u ad eens meer gezien hebben?”
„Ja,” zei Letty en haar stem klonk als een glasvijl, „de familie komt mij ook zoo bekend voor.”
,/t Is best mogelijk,” lachte Brink. „Wij wonen in den Haag, maar mijn moeder woont hier en daar komen we nogal veel.” „Tja,” zei Dick, „dan moet ik Uw moeder toch ook kennen.
109