87
vroeg je al twee keer of je het niet enig vindt van Sjoerd en je geeft me helemaal geen antwoord.”
„Och, ik weet het niet,” zei Ans weifelend. „We hebben hem zo’n beetje uit het oog verloren en dan moet je mekaar eerst weer hebben meegemaakt om te weten of je de hernieuwde kennismaking wel zó prettig vindt.”
Ans ging na de afwas, die ze altijd samen met Clem deed, snel naar de kamer, die ze met haar zuster deelde, zeggend, dat ze wat wilde lezen.
„Vreemd kind, die Ans,” zuchtte mevrouw, toen ze met Clem alleen in de huiskamer achterbleef. „Ik heb altijd zo het idee gehad, dat zij en Sjoerd elkaar dolgraag mochten en ik dacht haar echt met de tijding van Sjoerd’s bezoek te verrassen, maar het lijkt net of ze er door verstoord is. Ik begrijp zulke dingen niet.”
„Neen, Moeder, ik ook niet,” zei Clem, terwijl ze met welgevallen keek naar het borduurwerk, dat ze onder handen had. „Ik denk altijd maar, Ans staat in ontwikkeling zover boven me; misschien komt het daardoor, dat ik haar zo slecht begrijp. Ik vind het meer dan gezellig, dat Sjoerd zal komen. Ik weet eigenlijk niemand van de jongelui waar we vroeger mee omgingen, die me zó sympathiek is. En ik dacht werkelijk, dat het met Ans net zo het geval was. Ik schijn me vergist te hebben, want zó reageer je toch niet op een blije tijding als je iemand sympathiek vindt.”
„Neen,” zuchtte haar Moeder.
„Wat een zucht!” lachte Clem. „Zit u erg met uw dochters in uw maag?” plaagde ze.
„Wat een onzin,” weerde mevrouw af. „Natuurlijk zal ik het een rustig en veilig idee vinden als mijn meisjes een man hebben gevonden waaraan ik ze met een gerust hart kan toevertrouwen, maar je denkt toch niet, dat ik één van die Moeders ben die geen andere gedachte hebben dan: Hoe kom ik aan een man voor mijn dochters?” „Wat niet wegneemt, dat we het allebei toch fijn zouden vinden als Ans en Sjoerd mekaar vonden, is het niet, Moeder?”
„Ja, dat wel,” gaf mevrouw toe. „Ze zouden in ieder