65
Er kwam een verdrietige trek op het gelaat van haar Moeder.
„Neen, jullie natuurlijk niet, maar ik bedoel, dat het me onverschilig is, of ik uit of thuis ben. Het is alles even triest, Ans, tot zelfs mijn planten willen hier niet groeien.”
Ans moest lachen om de dartele gedachten-sprongetjes van haar Moeder. Dat had ze altijd gehad en haar man had er haar vaak mee geplaagd.
„U moest eens kennis maken met mevrouw van Buren,” zei Ans. „Ik heb zo’n idee, dat die u een stuk zou kunnen helpen om over uw apathie heen te komen. Ze is zo’n opgewekte vrouw en zo helemaal het middelpunt van haar gezin. Ik zal eens vragen of ze u op komt zoeken, het zal u goed doen.”
„Och, neen, doe het maar niet, ik houd niet van vreemde mensen.”
„Als ze tien minuten bij u is, beschouwt u haar niet meer als een vreemde. Die vrouw heeft zo’n flair om je op je gemak te zetten, dat is gewoon ongelofelijk. Heus, Moeder, u zult eens zien, hoeveel goed u dat zou doen.”
„Wat zullen we mee nemen voor op het brood morgen?” vroeg de Moeder, die al lang weer met haar gedachten bij het uitstapje van morgen was.
Ans moest lachen, maar ze liet het niet merken, blij als ze was, dat haar Moeder vrede had met het plan.
Het Geitenweitje
5