54
„Hij speelt nog niet genoeg,” gromde de Vader. „Daarom ziet hij er ook zo fleurig uit!”
Even angstig opkijken van Moeder naar zoon.
Maar Ferry, die wel eens op kon vliegen als zijn vader dergelijke opmerkingen maakte bleef nu kalm, haalde alleen wat onverschillig de schouders op.
Ans, na een blik op de klok, zei plotseling:
„Is ’t al zó laat? Ik heb beloofd Clem van de zaak te komen halen. Ik mag wel opschieten! Mevrouw Elly, mag ik Uw kleintjes eens komen halen om ze Moeder en Clem te laten zien?”
„Ik kom wel eens met ze aanlopen,” bood vriendelijk Opa aan, die natuurlijk getuige wilde zijn van de indruk die zijn kleinkinderen zouden maken. Maar Elly plaagde, dat hij een indringer was en zich er nu maar eens bij neer moest leggen, dat zijn kleinkinderen zonder hem uitgingen.
„Wanneer komt u dan, tante Ans?” vroeg Nity, die er dol op was bezoeken af te leggen bij grote mensen.
„Volgende week Zondag,” beloofde Ans. „Tenminste, als Moeder het goed vindt.”
„Natuurlijk. En dan kom ik ze met Opa halen, anders houdt de goede man het niet uit,” lachte Elly.
„Zondag?...” weifelde Opa. „Wat is er Zondag ook weer?”
„Zondag speelt Rubinstein” zei Ferry dromerig.
„Och, jij met je Rubinstein! Daar ga ik toch niet heen. Jij weet niets anders dan muziek en nog eens muziek!” bromde hij. „Vrouw, wat heb ik Zondag?”
„Een goeie bui, omdat je met je dochter uit mag,” lachte zijn vrouw.
„Heb ik die dan niet altijd?” vroeg hij onschuldig.
„Hm!hm!” kuchten Elly en Lotte.
„Opa is lief,” zei Nity, die voelde, dat het „hm! hm!” een plagerijtje voor hem inhield.
„Eigenwijs kuikentje,” dacht Ans, toen ze op weg naar Clem aan het gezichtje van Nity dacht waarmee ze haar grootvader verdedigde.
„Het kind valt eigenlijk helemaal buiten de kring van die natuurlijke van Burens. Hoe zou Elly’s man zijn? Zou