51
talent van zijn Vader, maar tot zijn Vader’s groot verdriet voelde hij er niets voor het als vak uit te oefenen.
Zijn grote liefde ging uit naar de muziek. Als klein kind al had hij altijd voor de piano gezeten en met één vinger de liedjes gespeeld, die hij op school leerde.
„Dat deed ik ook, toen ik klein was,” mopperde de Vader dan. „Dat is niets bizonders.” Hij had zich in z’n hoofd gezet, dat die tweede zoon zijn kant op zou gaan.
Maar maakte Ferry krabbeltjes in z’n cahiers, dan werden die iedereen getoond en vond zijn Vader, dat ze van een uitgesproken talent blijk gaven. Dan lachte de Moeder fijntjes en ook zij hoopte, dat de lievelingswens van haar man in vervulling zou gaan. Met de fijne intuïtie, Moeders eigen, voelde ze echter, dat de muziek het zou winnen van de schilderkunst.
Vader van Buren, die al z’n kinderen vrij had gelaten in het kiezen van een vak, bleek halsstarrig te zijn, toen Ferry openlijk verklaarde niets te voelen voor een opleiding tot schilder en door wilde gaan in de muziek of anders vliegenier zou worden.
Ferry kende de grote angst van zijn ouders voor de vliegerij en hij probeerde dit uit te buiten.
De Vader, schoon zijn hart kromp als hij er aan dacht, dat een van zijn kinderen dagelijks in levensgevaar zou kunnen verkeren, hield zich alsof hij onverschillig was voor dit dreigement. Het had een tijdlang een kleine verkoeling tussen hem en zijn jongste zoon gegeven. De Vader hoopte nog altijd maar, dat de jongen het vak zou kiezen waarvoor hij zo’n uitgesproken talent had.
„Buitendien,” had hij gezegd. „Je opleiding als schilder hoeft me heel weinig te kosten, terwijl de piano-studie te kostbaar zal worden.”
Dit was een argument waarmee Ferry wel rekening moest houden en juist wilde hij zijn Vader zeggen, dat hij dan maar in ’s hemelsnaam schilder zou worden, toen voor de eerste maal zijn broer met verlof uit Indië kwam en Ferry’s grote liefde voor de muziek kennende, aanbood zijn studie te bekostigen.
In de vreugde van het weerzien, gaf de Vader toe en