45
Dè tas! De grote tas waar hopen boodschappen in opgeborgen konden en die rekbaar was!
In de kleine keuken hing hij aan een spijker achter de deur en iedereen kende het bestaan en de plaats van dè tas.
Het was gewoon spreekwoordelijk geworden in den huize van Buren. Zodra er een of meer bleven mee-eten, dan hoorde men direct: „Geef mij de tas maar, de rest komt wel in orde.”
En niemand voelde zich te goed om met de tas, die er al niet zo heel nieuw meer uitzag, boodschappen te gaan doen.
„Laat maar opschrijven,” knikte mevrouw’s vriendelijk hoofd dan. „Ik krijg het wel op het boekje.”
Er werd gemakkelijk geleefd in het gezin van de van Buren’s. Luchtig, maar niet roekeloos en de bekende verhalen van artisten-gezinnen waar wel gekocht, maar niet betaald werd, gingen hier niet op. Mevrouw van Buren was buitengewoon nauwgezet, alleen leefde ze gemakkelijker dan anderen en nam ze de dingen waar menige huisvrouw dagen over tobt, van de luchtige kant.
Hoe zou het ook anders gekund hebben met een man, die de ene dag nog rustig in z’n atelier zat te werken en de volgende dag zei, dat ze met de hele familie naar Italië gingen, want hij snakte naar blauwe meren. Dat was dan meestal in de vacantie van de kinderen. Alles ging op een koopje en buiten Florence was er het kleine huisje van een kippenkoopman, dat ze voor een spotprijs huurden en waarin ze twee maanden bleven zitten.
Alles werd door mevrouw en de meisjes gedaan, ze gingen zelf naar de markt, deden zelf de grote was, net als de andere vrouwen uit de buurt, op het vlondertje bij de heldere beek.
Ans kon genieten als Lotte ervan vertelde.
„Heb je er geen spijt van, dat jullie nu niet meer gaan?” vroeg ze dan, want sinds Elly getrouwd was en de oudste zoon naar Indië, scheen het wel of de blauwe meren en de blauwe luchten hun grote attractie voor den schilder van Buren verloren hadden.