4i
zeker weer een van haar hoofdpijn-aanvallen, we zullen maar niet meer spelen.”
Dan gingen de vrolijke jongelui als bij afspraak weg en was er in de kamer een stemming, die geheel verschilde van enige uren tevoren.
„Ze zal wel weer opknappen,” kon Dick bitter zeggen. „Als ze hoort, dat de jongens weg zijn! Als zij maar roet in ’t eten kan gooien!”
„Nou, jongen, jongen,” trachtte Vader te kalmeren, maar in zijn hart was hij het eens met hem. Steeds meer ging hij inzien, hoe ze er zelf toe hadden meegewerkt, zijn vrouw en hij, om Stans te maken tot wat ze was: een zelfzuchtig, onevenwichtig meisje, dat haar vroegere ziekte en zwakheid uitbuitte.
„Er moet verandering in komen,” dacht hij voor de zoveelste maal, maar hij wist, dat hij niet opgewassen was tegen de smeekbeden van zijn vrouw, om Stans toch te sparen.
„Het gaat ten koste van de vrede in ons gezin en het belemmert de gezonde levenslust van de twee anderen.” Opkijkend naar de krinkelende rookkolommetjes, die opstegen uit zijn sigaar, ontstond in hem de vaste wil hierin een verandering te brengen, alleen was het hem niet duidelijk hoe!
„Ik heb zó gehoopt, dat het werk en de omgang met meisjes van haar leeftijd een verandering ten goede bij haar teweeg zouden brengen, maar het lijkt of ze eer nog erger is geworden. Er moet iets gevonden kunnen worden om een einde te maken aan dit ziekelijk gedoe.”
Lange tijd had hij werkelijk geloofd, dat Stans’ boos humeur, haar zenuwhuilen voortkwamen uit haar gestel, maar, mede door Dick’s gezonde kijk en zijn opmerkingen, was hij tot de overtuiging gekomen, dat er een hoop aanstellerij bij was en het beter was, er geen notitie van te nemen.
„Dat zo’n jongen je nou de ogen moeten openen,” dacht hij en vol trots keek hij naar zijn stamhouder, die met veel geduld bezig was zijn jongste zuster iets bij te brengen van het schaakspel.