„Kunt u even naar de redactie gaan, er moeten enige brieven stenografisch opgenomen worden,” mompelde onduidelijker dan ooit de chef Ans’ kant op.
„Wat zegt u, meneer de Greef?” vroeg Ans, want ze had de helft van zijn gebrabbel niet verstaan.
Hij keek even nijdig naar haar, zag dan, dat ze hem werkelijk niet had verstaan en herhaalde zijn vraag iets duidelijker.
Ans stond haastig op en begaf zich naar de redactie. Boze meisjesogen volgden haar. ’t Was ook om duivels te worden! Altijd werd Ans naar redactie gestuurd, terwijl Jes net zo vlug opnam als zij.
Ans voelde de boze blikken in haar rug.
„Ze hebben geen ongelijk,” dacht ze wrevelig. „Voor mijn part stuurde hij eens een ander.”
„Ah, juffrouw Terhoeve,” zei meneer Bolle, een van de redactieleden, terwijl zijn ogen, die zo fel door het ouderwetse lorgnetje konden blikken, goedkeurend gingen over het slanke meisjesfiguurtje in de goed zittende, sportieve jurk. „Uw chef heeft haast achter de zaak gezet! Zeker een extra goeie bui!”
Meneer Bolle, een al wat bejaarde man, had de gewoonte met de meisjes van de tikkamer, als ze af en toe brieven kwamen opnemen, op amicale wijze over hun chef te spreken en ze uit te horen over het doen en laten van de Greef.
„Is ie nog altijd aan het toneelspelen?” informeerde hij.
Ans wist op geen stukken na wat hij bedoelde en vond dit uithoren heel onpleizierig.
„Wist u dat niet?” vroeg Bolle, toen hij geen antwoord kreeg. „Hij is aan een dilettantenvereniging, al jaren lang. Kunt u zich nu voorstellen, dat die man tonéél kan spelen?”
„Och, ik weet het niet, misschien heeft hij verborgen