21
Clementine. „En dat is eigenlijk het enige, dat ik goed doe.”
„Nu, dan zoeken we iets in die richting?” stelde Ans vast. „Er zijn wel handwerkzaken waar ze een goede kracht kunnen gebruiken.”
„Ze zullen alleen bitter weinig betalen,” veronderstelde Oom.
Maar Ans zei resoluut, dat Clem de eerste tijd maar als leertijd moest beschouwen en dat ze, als ze eenmaal routine had, misschien wel een betere plaats kon vinden. „Ten slotte hebben we genoeg relaties, die ons aan zoiets kunnen helpen.”
„Moeder en ik kochten altijd bij die drie dametjes, weet je wel?” vroeg schuchter Clem. „Misschien zouden we daar eens kunnen vragen.”
De drie dametjes in kwestie, wetend, dat de verarmde familie Terhoeve veel relaties had, waren er voor te vinden geweest Clémentine een plaats in hun nog altijd goed renderende zaak te geven en uit louter dankbaarheid stuurde tante Clara er al haar kennissen heen.
Clémentine had het eerst wel naar gevonden, de dames, die ze in haar bloeitijd ontmoet had in de salons van tante, nu te moeten helpen bij het maken van handwerken voor liefdadigheidsbazars. Maar al gauw zette ze zich hier overheen en geduldig, zoals haar aard was, hielp ze de onhandige weelde-dametjes met hun handwerken, die meestal, als ze er genoeg van kregen, het naar Clémentine stuurden om af te maken.
Als Ans ’s avonds het asblonde hoofd van haar zuster gebogen zag over het fijne borduursel, dan had ze bewondering voor het geduld, de toewijding waarmee Clem haar werk deed.
„Ik geloof werkelijk, dat ze zich gelukkiger voelt, dan toen ze avond aan avond uitging en geen zorg om het bestaan kende,” dacht ze. En ze wilde, dat ze al even ver was en niet telkens weer het gevoel van verbittering bij haar boven kwam.
„Werken, werken, Ansje,” sprak ze zichzelf toe. „Ik moet proberen er ’s avonds nog wat werk bij te krijgen.