U9
schud door de dood van Miep’s Moeder, maar ik maak me sterk, dat we het bij de eerste de beste gelegenheid weer vergeten zijn en dat is nu juist het lamme van het geval.”
Jes had al die tijd gezwegen, maar ze had oplettend geluisterd naar wat de anderen zeiden. Dan zei ze langzaam: „Het is minder hard voor Miep haar goede Moeder dood te weten, dan voor mij, die mijn Moeder nog in leven weet, maar haar zorgen nooit gekend heb.”
Het viel de meisjes plotseling op, dat Jes nooit over haar thuis sprak en zelfs Mar, bij wie ze veel kwam, nooit eens terug gevraagd had.
„Wat bedoel je?” vroeg Mar.
Jes vocht met zichzelf. Zou ze het zeggen? Al die tijd had ze het verzwegen en er voor gezorgd, dat zelfs Mar, waar ze toch zó intiem mee was, het niet zou merken. Hoe dolgraag had ze haar ook eens terug gevraagd, maar dan zou ze het moeten zeggen... en toch zou het heerlijk zijn eens alles te kunnen uitpraten, iets, dat ze nog nooit gedaan had met de meisjes waar ze dag aan dag mee samen was. Jammer, dat ze zich zo had laten gaan en gezegd had, dat haar Moeder nog in leven was. Als ik A zeg, moet ik ook B zeggen, sprak ze zichzelf moed in.
Juist toen ze zo ver met haar gedachten gevorderd was, kwam de lieveling binnen en vertelde Ans hem het overlijden van Miep’s Moeder.
„Dat is sneu,” mompelde hij. „Zo’n plotseling sterfgeval is heel erg voor de nabestaanden.”
Daarmee was het gesprek afgelopen en begon hij het werk van dien dag te bespreken.
Toen het twaalf uur was en de meisjes bijeen zaten, zei Jes plotseling:
„Als we allemaal wat geven, kunnen we bloemen sturen, Miep zal het fijn vinden.”
Ze waren het er allen mee eens en Jes beloofde, na inzameling van het geld, voor de bloemen te zullen zorgen.
Er was een gedrukte stemming op het geitenweitje en het kwam niet alleen door de slag die Miep getroffen had. Allen voelden ze, dat er iets in het leven van Jes was, dat