ii4
je je in Friesland zou gaan vestigen en je daar zeker patiënten zou krijgen als kleinzoon van je Grootvader, die er zó goed aangeschreven stond.”
„Wat heb je dat allemaal goed onthouden,” lachte hij gestreeld.
„Terwijl jij ons haast helemaal vergeten was,” verweet Ans hem.
»Ja> je hebt gelijk me dat te zeggen. Het was lelijk van me en je kunt me geloven, dat ik vaak op het punt stond naar je toe te komen, maar hoe groter tussenruimte er kwam sinds ik je voor het laatst gezien had, hoe moeilijker het voor me werd je op te zoeken. Maar nu moet ik je weer vaak zien. We gaan samen een gezellig filmpje pakken, zeg wanneer je kunt.”
„Kom jij maar liever genoegelijk bij ons thuis, dat kost niets en kan ouderwets gezellig worden. Alleen worden er geen whisky’s meer geschonken, dat snap je.”
„Ik moet er van door,” zei hij, op zijn horloge kijkend. „Ik dineer vanmiddag bij de Boelnesen. Ken je ze? Dat kind was bij ons in de tennisclub, weet je nog?”
Er stond Ans vaag iets voor van een pronkerig, onbeduidend meisje, waar ze allemaal het land aan hadden.
„Is dat niet het meisje met de fabelachtig rijke Pa en de prachtige two-seater?”
„Precies,” lachte hij. „Die heeft ze allebei nog, de Pa en de kar! Wel een goed kind, een beetje onbenullig, maar Pa geeft beste cigaretten weg en schenkt cocktails waar je van omvalt. Ik moet me nog kleden, want Ma Boelnes is daar erg op gesteld! Ans, kind, ik zet je even in een taxi en dan ga ik er van door.”
„Waai op, met je taxi, snob! Ik pak de tram!”
„Het was oer-gezellig en je ziet me gauw verschijnen. So long!”
De krachtige handdruk, de lachende weke mond, de blik, die alle vooroordelen omvèr gooide. Hopeloos omver, dacht Ans, toen ze in lijn 24 zat, die haar vlak voor haar huis bracht.
In de huiskamer, waar de tafel al gedekt was, zaten geduldig wachtend, Moeder en Clem.