io7
over hebt, nou, (dat lijkt me wat je noemt genoegelijk.” Juist op dat ogenblik stak Gerritsen z’n hoofd om de deur.
„O,” gierde Mar. „’t Kon niet beter! Gerritje komt op het juiste moment!”
„Mar!” stoof Ans op. „Doe niet zo onmogelijk!”
Ze keken allen verbaasd op. Ans, die zich zó liet gaan, dat kwam niet vaak voor.
„Hemel, kind, doe jij niet zo prude!” snauwde Mar, die het nooit goed kon velen, dat iemand haar een aanmerking maakte.
Ans zei niets meer, zuchtte even. Daar had je het weer, het verschil waar ze in het begin zo tegen had moeten kampen. Mar voelde absoluut niet hoe onkies het was tegenover de eerlijke bekentenis van Jes, er nu over te gaan praten waar Gerritsen bij was.
Ze keek even naar Lotte, maar die zat te staren naar verre verten en was helemaal niet met haar gedachten bij het gesprokene.
En Gerritsen keek naar Ans’ verstoord gelaat. Wat was er gebeurd, dat haar zó uit haar evenwicht had gebracht? Maar niets vragen, dacht hij en het gesprek niet op gisteravond gooien. Toen was het hem al opgevallen, dat Ans niet was als anders. Er was iets peinzends in haar, dat hij nooit eerder in haar gezien had. Kon hij het toch maar laten, over het meisje te piekeren. Zo stellig had hij zich voorgenomen vandaag niet naar de tikkamer te gaan en deze, althans voor een poosje, te mijden. Maar toen hij weer dacht aan Ans’ mooie kopje achter de schrijfmachine, de grote, eerlijke ogen, het ranke, fiere halsje, toen was het hem te machtig geworden en was hij, als getrokken door een magneet, toch weer naar de tikkamer gegaan. Hij moest die Lotte eens zien op te vangen, de enige, waar Ans vertrouwelijk mee scheen te zijn. Het nare van het geval was, dat zij en Lotte bijna altijd samen naar huis gingen.
„Zeg, Gerritje,” zei Miep. „Er zit een nieuwe bij jullie op administratie. In wiens plaats is die gekomen?”
„In niemand’s plaats. Heer Rimpel was van mening,