io6
„Je bent een braaf, trouw hondenbeestje,” zei Jes.
„Waarom hebben wij je Job nooit gezien?” vroeg Miep.
„Ik heb al eens gevraagd of-ie me van kantoor komt halen, maar hij wil niet zo door jullie allemaal bekeken worden. Jes kent hem wel. Is ie niet de moeite waard, m’n Joppie?”
„Enig gewoon,” gaf Jes toe. „Hij is zo zwart als roet en heeft ogen als krieken en tanden als... Mar, ik weet een prachtige definitie voor je Job als ie lacht: Een Javaansche 'brievenbus met tanden!”
De meisjes schoten in een lach, maar Mar was in haar wiek geschoten £n zei, dat ze het een flauwe mop vond.
„Wees maar zoet,” troostte Jes. „Je Job is heus een knappe kerel en als de pit maar wat blanker dan de bolster is, zul je er een prima echtvriend aan hebben.”
„Is-ie van Indische afkomst?” informeerde Lotte.
„Hij is uit de West, uit Paramaribo, maar z’n ouders wonen al langere tijd in Holland.”
„Een beste reclame voor z’n toekomstige praktijk als hij zo’n mooi gebit heeft,” vond Ans.
„We laten ons allemaal pijnigen bij hem,” beloofde Jes.
„Mar is de eerste van ons geitenweitje, die een Kloris heeft,” dromerig zei Lotte het. „Waarom heb je er nooit over gesproken, Mar?”
„Ik weet zelf niet. ’t Is nu, dat we het over Gerritsen hadden, maar eigenlijk spraken we nooit over verlovingen of zo en dan is het zo raar om er plotseling over te beginnen. Jes wist het wel, nou ja, je weet, Jes en ik zijn gezworenen.”
„Zijn er verder nog geheimen op te biechten?” vroeg Miep met het strenge air van een rechter.
„Was ’t maar waar!” lachte de altijd vrolijke Jes. „Als ik Mar zo gezellig met haar nikker zie wegwandelen, dan begin ik te verlangen naar ook zo’n arm in mijn arm.”
„Je komt er tenminste rond voor uit,” lachte Miep.
„Waarom niet?” vond Jes. „’t Lijkt me oer-genoegelijk een Kloris te bezitten. Is ’t gek om dat eerlijk te bekennen? Ik zal nooit iemand nemen om toch maar verloofd te zijn, maar als je zo echt van elkaar houdt, zo alles voor mekaar