105
„Wat hebben we toch kostelijke typen om ons heen,” zei Ans, daarbij denkend aan de dametjes Groenewegen en juffrouw Broese.
„Je hebt mensen, die er de humor niet zo van voelen,” merkte Miep op. „En weinigen kunnen het zo weergeven als Jes. Dat is op zichzelf al een kunst. Je moest je heus aansluiten bij het dilettanten-gezelschap van de lieveling.” „Dat hebben jullie me al eens meer aangeraden, maar daar voel ik niets voor. Stel je voor zo alle aandacht op je gevestigd te zien! Niets voor mij, hoor! Ik bewonder de mensen, die zich zo los en rustig op het toneel weten te bewegen, mij zou dat veel te zenuwachtig maken. Ik zal me dus maar tevreden stellen met het succes, dat ik op het geitenweitje heb als ik Bwoese en Dirks imiteer,” lachte Jes.
„Zeg, kinderen,” verwonderde Miep zich, „Gerritje is z’n opwachting nog niet komen maken! Niets voor hem, om niet even te komen nababbelen.”
„Hij zal toch niet ziek zijn van alle emotie!” spotte Mar.
„Ik heb hem vanmorgen gezien toen ik naar redactie moest, hij zag er florissant uit,” zei Lotte.
„Wat is ie toch een genoegelijk type,” vond Jes. „Dat is nou eens één van die uitzonderingsmannen die nooit uit hun hum zijn te krijgen. Hij zal een beste echtvriend zijn.” „Heb je vues op hem, Jessica?” vroeg Lotte.
„D&t niet, maar daarom kan ik toch wel vinden, dat hij een prettig echtvriend zal zijn.”
„Hij heeft ook wel een goede positie,” peinsde Mar. „Ze zéggen, dat hij chef-van-administratie wordt als de oude heer Groenou met pensioen gaat.”
„Mar zit d’r kansen te berekenen!” plaagde Ans. „Denk je, dat ik mijn Job ontrouw zou worden voor iemand met een goede positie?” schertste Mar, die in stilte verloofd was met een jonge man, die voor tandarts studeerde en nog maar aan het begin van z’n studie stond. „Het zal wel een eeuwige verloving worden, maar ik laat hem voor geen tien mannen met-schitterende-vooruitzich-ten.”