niet goed —, want die heer was slecht! Hij leende geld aan den Keizer van Rusland — want zóó rijk was hij wel!.... aan den Keizer van Rusland! Nu, en iedereen weet hoe de Joden in Rusland wonen en wat een leven zij er hebben en hoe ze vervolgd en doodgemarteld worden! En de Keizer van Rusland gebruikte het geld van dien rijken Joodschcn heer om die menschen te betalen, en die heer kréég weer geld voor het leenen! En de Joden in die groote stad hadden dat geld niet mogen aannemen en ze hadden dien heer niet mogen prijzen, maar ze hadden hem uit de kille moeten jagen en ze hadden hem niet op hun begraafplaats moeten begraven. . . . Dat staat allemaal in de krant en David Denneboom heeft het geschreven. Hun David Denneboom? Ja, hun David Denneboom. En is het echt waar gebeurd? Ja, het is echt waar gebeurd. En waarom moest David Denneboom dan daarom van het seminarium af als het echt waar gebeurd is? Omdat. ... o, daar zijn wel tien redenen voor, zegt moeder. Kan moeder er niet een van noemen? Ja...., één van die redenen is dat de zoon van den rijken heer dan geen geld aan het seminarium meer geeft. Maar waarom is Sannetje zoo kwaad op hem en waarom doen de groote menschen alsof hij iets slechts heeft gedaan? Vindt moeder het ook slecht of vindt moeder het juist goed? Dat kan moeder zoo ineens niet zeggen, maar Sannetje, zegt moeder, hoefde niet zoo tegen David te doen, zijn eigen grootmoeder en hij een wees. En ze heeft toch heclemaal de menschen niet nodig. Hoe bedoelt moeder dat, dat Sannetje de menschen niet noodig heeft? Maar kan dan iemand die de menschen wi:l noodig heeft, niet alles doen en niet alles zeggen? Hebben zij de menschen noodig? O ja, zij hebben de menschen heel erg noodig. Mogen zij daarom niet alles doen en niet alles zeggen —, zouden zij nu bijvoorbeeld later niet zoo iets in de krant mogen schrijven, ook als