kijken naar Pinchas Lezer en naar „tante” Rebecca en allebei tegelijk denken ze er ineens weer aan. . de broek! Maar hoe komen ze erachter? Ze zitten allebei opgesloten tusschen de tafel en den wand, want héél groot is een loofhut natuurlijk nooit en hun etenstafel staat erin, met het grootste witte tafellaken, dat naar alle kanten afhangt tot bijna op den grond. Als ze cens stilletjes, dat kleed een beetje in de hoogte tilden? Beter nog, als ze eens eventjes eronder kropen, — er kan toch iets uit hun zak zijn gerold! — dan ziet niemand het en kunnen ze op hun gemak onderzoeken. Niemand merkt er iets van. . en daar zitten ze onder de tafel. Eerst zien ze heelemaal niets, hooren alleen vlak-bij een heeleboel schuifelende schoenen. . nu wordt het wat lichter. . dat groote, donkere daar, met zilveren glansjes, dat is tante Rebecca’s zwart-satijnen rok.. Daarnaast, op den grond, twee glimmende vlekken, Pinchas Lezers twee schoenen, waarin zijn zonderlinge voeten zitten. Ze kunnen best even fluisteren, rondom ze en boven ze is het nu al gelach en rumoer. Zie je nu wel, het is toch de oude, zwarte broek! Ze wisten het immers wel, hoe kon het ook anders? Maar neen. . maar neen. . wat daar van zijn knieën af tot op zijn voeten naar beneden loopt., dat zijn witte streepjes. . en die zitten in de oude zwarte niet. Zou het dan toch?. . Kunnen ze niet nog een klein beetje dichterbij kruipen, om zeker te wezen?
Maar ineens hooren ze hun namen roepen. Waar steken ze toch, wat doen ze toch? Gauw onder het tafelkleed vandaan. Ja, onze zakdoeken. . neen, we bedoelen onze knikkers, waren weggerold! „Knikkers in den zak, op Jomtof?” vraagt „tante” Rebecca. Ze krijgen allebei een vuurrood hoofd. Maar Pinchas Lezer wijst vriendelijk-lachend naar het witte tafellaken: ze mogen hun koekjes nemen! De mees ten deden het al, leeg en blank komt het laken met de zonne-figuren tusschen
42