brutaal wezen, die Polakken, die zo lopen met halfdolo-kaarsen en Arbang-kanfous...'
Als vader een mop verteld had, verweten, met grappend-pruile-rig stemuithalen, de kinderen, dat vader anders zo moppig niet was... Waarom ze dat allemaal niet eerder gehoord hadden... ?
't Witte tafelkleed geel-bruin vlekte van doppen en kleine notenschilfers. Een lange pereschil zwaaide daar doorheen en leeg er tussen stond het suikergoedbakje, met een enkel rose schilfertje erop. Michieltje, hangerig van de warmte en 't late eten, was knikkebollend met rood-open mondje op de tafelrand gegleden, tukte daar nu rustig in 't rumoer... De moeder stond op en lippenspitsend wenkte ze om stilte. Als ze 'm niet wakker maakten, zou ze, zoetjes, 'm uitkleden en zó in bed leggen.
Gerucht zakte dan even, om slapend kind, dat iets-hoorbaar ademend, hoofdje op tafelrand, rustig te tukken lag.
Maar achter de deur was gedempt geluid van een mannenstem, ongeduldig van toon, alsof er al meer geroepen was: 'Buur, ben je erin?'
'Wie is dat?' schrikte de moeder op. Slapend Michieltje werd wakker, wijd-sperrend z'n ogen, maar knipperend pijnlijk tegen fel lamplicht... begon kribbig te grienen.
"k Hoor 't al,' zei Joop. "t Is Güntzel, de huisbaas. Zal 'k even open doen?'
'Wat moet dié op Jomtof-avond?' ontstemd-klemtoonde de vader, wenkbrauwfronsend en tegen Joop: 'Ja, maak open...'
Güntzel kwam binnen, bol-bleke kerel met bakkerstronie, kouwelijk opgeslagen de jaskraag en handen in de zakken. Kleppet, ruig van mist, in de ogen getrokken.
Even, als zich bezinnend, bleef hij aarzelend van 't ongewone der kamer-feestelijkheid, toen trok hij de deur toe, kwam dichtebij, wendde zich naar vader:
"k Mot je even spreken, baas, over zaken...' Maar onwillig, kortaf antwoordde die:
"k Bén niet te spreken voor zaken vanavond. We hebben feest, zie je dat niet?'
"k Kan er niets aan doen,' brutaalde Güntzel, geprikkeld. Die
63