berde z'n stem en de ogen staarden, als zagen ze de dingen voor zich uit de kamer in, waar de zoet-kanelige geur rondzweefde...
'Geen mensenbloed... enkel van een lam,' bestreed 't meisje, zich verwerend tegen eigen angst... 'en zij krege de tien plage... en wij ginge lekkertjes weg.'
'Wéét jij de tien plagen?' vroeg 't broertje, ineens weer in z'n aplomb van knap broertje tegen dommer zusje...
'Allemaal achter mekaar?' vroeg ze timide.
'Ja,' eiste hij, stevig.
't Kind begon, dociel 'dom-bloed, séfardeïang-kikvorsen... Wat zijn dat?'
'Kikkers,' wijsde 't jongetje, 'gróte kikkers,' fantaseerde hij erbij... 'En weet-je... 't water in de Nijl zag róód van bloed...'
'Nee, nee,' weerstreefde ze... 'nét as bloed...' Dan, inenen er achter...:
'Dolf... ik heb gomets gegete.'
'O,' ontstelde hij... 'wdt?'
'Een koekie van de melkboer... ik had-et al hallef op... toen dacht ik er pas an... dat 't niet mócht...'
'Hê-je 't uitgespuugd?' inkwisiteerde 't broertje...
'Néé,' bekende ze benauwd, 'doorgeslikt.'
'...O,' herhaalde hij, ontsteld.
'Als hij nou komt... moet 'k dan...? Hê-jij niks gedaan?'
'Laast-sjabbes een cent versnoept,' biechtte hij nu ook, snel-fluisterend... 'met Moosie, ...maar hij droeg 'm.'
'Was-je mee in de winkel... ?' 'Ja...'
'Dan is 't etzelfde,' zegt vader.
'Wat waait-et, zeg,' leidde 't jongetje af... "t Was toch zo akelig bove...'
'Nou maar hiér ook,' verzekerde 't zusje...
'Von-jij 't een mooi verhaal... van vader?'
'Wellek?'
'Nou... van dat dooie kind...'
'Mooi wél,' gaf ze toe, 'maar éng, hoor.'
'Weet-je, wat-ik nou strakkies dacht, toen ik de deur open dee...
32