nu gaan ze er heen.״, en nu erlangs.... en nu er voorbij.... alles tezamen in één oogenblik. Maar hoe lang zie je al niet daar in de verte dat grazende paard op dezelfde plaats ? Ja, en een mooi paard is het ook.... maar daar nu niet op letten....
Dus daarom schoven die boomen-hekjes zoo grappig door elkaar? Ja, en daardoor lijkt het of de-maan met je meeloopt, aan den hemel 's avonds....
Wat is het warm! Ze loopen aldoor in de zon, hun schoenen zijn grijs van het stof, dat ook over het gras en de bloemen aan de wegkant ligt. Moe zijn ze niet, maar o, als ze hier den waterkraan eens hadden! Ze zullen het Vader niet laten merken, er is toch geen water in de buurt. Waarom blijft Vader nu staan, wat zoekt Vader ineens in zijn achterzakken ? Er blinkt oranje in Vaders hand.... het is.... een sinaasappel, en Vader kijkt heel ernstig, bijna boos, maar dat is voor de grap, dat is Vaders verrassingen-gezicht! Ze keken elkaar aan, o, wat moesten ze allebei ineens lachen, o, wat voelden hun monden droog en vochtig tegelijk.... en in het even dat ze niet keken, zijn er nog twee voor den dag gekomen! Hoe vurig ze blinken onder het blauw. Toch niet waar.... dat elk een heele krijgt? Dat is voor het eerst in hun heele leven ! Koel en zwaar rollen de sinaasappels in hun opgehouden handen, ze koelen lippen en wangen alvast, ze zullen dadelijk de heete dorst verslaan. Maar hoe heeft Vader ze, zonder dat ze iets merkten, in den zak gestoken? En weet Moeder ervan? En is het opzet of toeval, dat Vader ze juist hier te voorschijn haalde, waar in de hoogte dat meidoorn-boschje staat? Nu moeten ze even zitten, ze loopend op te eten zou zonde zijn. Wat zie je toch dadelijk
ei
Avontuurtjes. 6