is het water niet of je hoort misschien ook straks wel de boot. Ze loopen in de laagte in de groene, wijde kom vol zon tusschen den dijk van het water en den dijk van het spoor, ze loopen tusschen de boot en den trein, ze loopen op hun beenen tusschen de menschen die varen en die rijden naar de stad, ze lachen al die luie varkens uit! Vader denkt dat ze moe zullen worden, veel onderweg zullen willen rusten, maar dat zal Vader wel beter zien. Ze loopen over den blinkend witten weg. Ze merkt ineens haar eigen loopen, het loopen wordt er anders door. Ze ziet zichzelf weer in den tuin van Brons, vanmorgen vroeg, de witte zon bescheen den gesloten gelen gevel, de wereld sliep.... daar was ze toen en nu is ze hier. Ze ziet den verren dag, toen Vader beloofde, wat ze nu bezig zijn te doen.... Hoe keken ze naar dezen dag, die was in de verte, nu kijkt ze naar dien anderen dag en nu is die in de verte.... het is juist als zooeven na het overvaren.... de dagen daartusschen bestaan niet meer.... de weg over het water wel, je zoudt terug kunnen gaan.... tusschen nu, nu ze doen waar ze toen over spraken, is een leegte, blauw, maar die je meten kunt. Haar heele lijf tot hoog in haar keel is vol van een wondergevoel, dat telkens komt en dan weer gaat. En toch is alles heel gewoon.... Ze weten aldoor niet, waar ze het best op letten zullen. Achter de lanen die hekjes lijken halen je oogen als ze langer kijken nog verdere lanen, die nog verdere hekjes lijken, uit het waas voor den dag, die verre en die dichtbije hekjes schuiven door elk׳ ander heen. Hoe zou dat eigenlijk komen, Vader?
Dat komt omdat het dichtbije veel gauwer van plaats verandert voor je oog! Kijk nu bijvoorbeeld die roode zuringsteel aan den kant van den weg....
80