bruine toonbanken, de wanden van knoopendoozen, groote en kleine, en op elke doos een groote of kleine knoop genaaid, het lijkt wel, of die wanden naar elkaar komen.... en zij staat tusschen de twee toonbanken in, haar hoofd in een doezel, zoodat het is alsof het schudt, en de winkel wordt om haar al kleiner, het wordt een speelgoedwinkel.... een buitengewoon prachtige speelgoedwinkel, niet heel breed, maar diep, en alles is er echt en achterin zit een heer die schrijft, en zijn handen bewegen. In de lamp brandt een levende vlam, wezenlijk vuur ligt in de kachel en de juffertjes bewegen, loopen en zoeken, wat echt, de rollen stof op de toonbank zul je stellig open vouwen en uitmeten kunnen.... wat een geld moet zoo een winkel waar alles echt is, wel kosten. Bij Spoel achter het Raadhuis heeft met Sint-Nicolaas een winkel in de etalage gestaan en de menschen drongen zich tot een klomp voor het raam, een kruidenierswinkel was het, maar nog lang niet zoo mooi, want de juffrouwen stonden stil en de knecht liep alleen als hij opgewonden was, ook waren de rijst en de erwten en de pruimen in de bakken niet echt.... hier is alles echt en hier kan alles bewegen en ze staat er zelf midden in. Een heerlijk Sint-Nicolaasgevoel is over haar gekomen, maar de juffrouw heeft haar het pakje met de stopsajet gegeven, zij voor haar de warm-klamme centen uit het papiertje gepeld, en nu moet ze weer weg. Maar nu ze in donker komt.... dat is vreemd, en heerlijk vooral.... ze heeft den winkel om zich heen mee naar buiten genomen.... ze loopt in het lichte, stille, warme over straat— de glimmende zoldering is boven haar.... aan weerszijden naast haar de gladde toonbanken, de wanden van knoopendoozen, ze
8