gaat ermee door het donker.... en het blijft om haar heen..., maar het wordt wel al dunner en vluchtiger.... de wanden laten den avond door, en de regen breekt door de zoldering.... de juffertjes en de schrijvende heer vervlogen al in het zwart, warmte en licht blijven achter haar, als een stroom die haar eigen lijf ontvloeit en nu ze zichzelf weer open en bloot voelt komen, ziet ze voor zich uit als tegen een hoogen, zwarten muur, tegen haar eigen ellende aan.... en ineens als met een bons, slaat het volle besef in haar neer, benauwdheid grijpt haar bij de keel, het beeld van thuis komt voor haar oogen.... het zorgenvolle, vale, dat ze even vergat.... Vader is ziek.... tien grauwe dagen al ligt Vader in het alcoof te bed en wordt nog maar
niet beter____ en kan nu niet voor hen werken en
kan nu niet voor hen zorgen en kan nu niet hen beschermen.... o hoe zal hun leven worden als dit nog langer duurt, dat Vader niets weten en nergens bij zijn mag....
Vader doet alles, kan alles, zorgt voor alles. Soms heeft Moeder geen geld, Vader zorgt dat er toch
eten komt____de belasting is niet betaald— er zijn
briefjes gekomen, een boos woord staat er op: Verwittigen. ״Zoo verwittig ik u." Wie verwittigd is, mag wel gauw betalen, of er wachten hem nog erger dingen. Vader zorgt dat die erge dingen niet gebeuren. Wat Moeder niet weet, en de broers niet weten en Vader-zelf natuurlijk evenmin: het spookt soms in huis, op den zolder spookt het, in den winter tegen den avond, als er sneeuw ligt, het ergst.... slaat nu Vader zijn hand maar om den knop van de deur, dan zijn de spoken al weg. Nooit hadden ze gedacht dat Vader ziek-worden kan. Andere menschen
9