ademen.....een groene boomkroon vlak bij.... daar
was zooeven nog alles stil..., daar roert het zich nu, diep in het gebladerte.... een vogel tjirpt— de eerste.... de eenige, die met haar wakker is! Nu gaat ze weer hun eigen huis voorbij, en de zon valt op de houten stoep, maar heeft den drempel nog niet beklommen.... het gangetje loopt als een schemerige koker naar achter toe.... ze slapen.... ze gaat den anderen kant nu op.... gelukkig dat de varkensslagerij gesloten is, dat je vieze grauwe en zwarte worsten niet ziet.... vlak daarnaast woont Brons, hij is een vriendelijke, oude weduwnaar, en aan zijn lange dochters is alles rood, rood haar, roode wimpers, roode wenkbrauwen.... maar nu slapen blijft
staan luisteren vlak onder het raam, de zon schijnt tegen haar en tegen de gele plankengevel aan.... is er wel iets zoo stil als een huis waar alle menschen slapen? Ja, misschien een huis waar heel geen menschen wonen, maar daar luister je dan ook niet. De witte roosjes geuren, die groeien in den overtuin, zij alleen van alle buren hebben een overtuin.... ze zou er nu best even in kunnen gaan.... Nog geen vier uur in den morgen.... geen tuin die nu al op bezoek van menschen rekent.... ze moet er zelf om lachen.... Alles is vochtig, alles blinkt maar niets beweegt.... het is precies een groote tuin in het klein, zooveel perkjes en smalle slingerpaadjes.... waar komt toch al dat blinkend nat vandaan? De schutting is van buiten bruin maar je ziet er niets van aan den binnenkant, het is een behangsel.... het is een versiering.... nu begrijp je ineens dat de heele buurt die witte roosjes ruikt.... het zijn er honderden, misschien wel duizenden. En hoe anders weer is hun sterk en glimmend groen dan het teere grijs waartusschen
70