zikanten weten ook niet recht.... en lachen ook zoo'n beetje onder elkaar, maar brengen dan toch de stralende trompetten, de zwarte, zilver-beslagen fluiten weer naar den mond en stellen zich stevig op de. beenen, de gezichten heel ernstig weer ineens. Daar staat zij in een groot gedruisch van muziek en gezang.... ״Lang zullen ze leven...." ze wil meezingen, maar er komt geen geluid, rillingen ritsen over haar hoofd en haar oogen zijn ineens vol tranen.... Ze gaan, met Vader. Moeder kan niet mee, ze heeft het te druk, ze moet het bontgoed verstellen. Moeder houdt ook niet van volte op straat, liever gaat ze aanstaande Sjabbos na sjoel-tijd met Vader alleen. Zeg, is het niet grappig dat we iets dat we nog nooit van ons leven zagen, telkens in het klein voor onze oogen zien, precies en precies zooals het is? Dat komt door de teekening in het Woensdagsche krantje die Vader lang geleden uitknipte en zorgvuldig bewaarde, want die teekening kennen ze uit hun hoofd, ze hoeven hun oogen maar dicht te knijpen en alles staat erop, het heele park, de Oost-poort en de West-poort en het ״heuveltje" en de ״muziektent" en het ״paviljoen" en de ״vijver" en dat zullen ze dadelijk allemaal zien in het echt, en het Park is ontzaglijk groot, het is een H. A., en al die grond hoorde van ״Kees" Westerling, die heeft het gegeven, aan allemaal samen, met de boomen en de bloemen en het gras en alles....
De klok heeft nog geen drie geslagen, de groote hekken zijn nog dicht, de spijlen mooi met drie-kleur-lint omwonden. Zij staan met heel velen voor de Oost-poort, verderop zie je de menschen voor de West-poort staan, die staan aan den kant van het spoor, zij aan den kant van het water. Zooals zij naar
58