even wachten, in de open deur. Deze straat is wel kaal zonder boomen en ook te breed voor de kleine, lage huizen, het waren er vroeger twee met een water ertusschen dat nu is gedempt, en het is er altijd een beetje Zondag-achtig en de menschen kijken of ze uit de kerk komen, maar hij loopt uit in den Bree-den-weg, juist waar de stalhouderij inspringt tusschen de andere huizen. En daar is een drukte en een fonkeling in de zon! Een komen en gaan van rijtuigen, voortdurend. Weer een draaft aan, zwenkt het gele pleintje op, nu komt het oogenblik dat het plotseling aan alle kanten vuurschiet en bliksemt.... nu stort het zich in donker en dooft uit. Er is iets dat vreemd is en niet heelemaal prettig aan het uit-elkaar-nemen van paard en rijtuig. Dravend op straat lijken ze samen één ding, dat je liever in elkaar zoudt moeten laten. Het paard stapt weg, hoog naast den kleinen man, de blauwe arm lijkt tegen den opgeheven bruinen kop te rusten, de lange boomen nikken naar de straat, de vigelante is ineens een ander ding, het leefde en is nu dood. Hoog uit den gevel, boven depoort, staart de paardekop neer op alles wat gebeurt, met groo-te oogen....
Nu eens kijken naar den anderen kant. De naaste buren hebben een prachtige groote vlag, zoo zie je geen tweede in de heele straat, die oploopt en vol zon staat in de verte.... het huis is geel met hoekraam en poort en boven voor het venster zitten kinderen trotschte kijken naar hun vlag.... De lucht ruikt naar vanilje telkens als de wind wat sterker wordt, die komt van den overkant, waar heliotroop onder-langs een hekje groeit.... de straat is breed, toch zie je het bleeke, teere paars.... nu ruik je het niet.... en nu weer wel.... je proeft het tot diep in je keel, zoo
55