87
jes te zamen en had hij inderdaad voor alle meisjes de liefkoozingen, die zij bevende van hem ontving en als schatten bewaarde?
Fred schreef hierop een half-grappig briefje en beklaagde zich over Heleen's prikkelbaarheid en beloofde haar, dat hij haar van haar zwaarwichtigheid genezen en weer vroolijk maken zou.
In dienzelfden avond wachtte hij Heieen voor de schooldeur en ze liepen snel te zamen in donker heen. Onderweg vertelde hij Heieen, terwijl hij haar arm in den zijnen hield gekneld, van een plan, dat hij had verzonnen; ze zouden te kermis gaan in het dorp over de plassen, het dorp van de Watergeuzen, hij en Heieen en het vriendinnetje van het feest, maar Heieen zou zijn echte meisje zijn. Ze moesten beiden wegblijven uit de les en zich van thuis zien vrij te maken. Ze zouden in alle tenten binnen gaan en de dikke dame en den man met de wassenbeelden zien. Wilde Heieen dat? Heieen zweeg en beefde, ze had hem willen beduiden, dat ze dit met hem niet wilde en dit met hem niet kon, maar ze vond geen woorden en ze vond geen moed. Het leek haar plotseling te zwaar, er lag al te veel tusschen hen in, een verschil, dat aanhoudend misverstand kweekte en waar geen baat voor was. Wat moesten woorden nog doen, als dit de eenige troost was die hij geven kon, na haar briefje? Daarom bedwong ze zich sterk tot kalmte, gaf haar hand, liet zich kussen en beloofde dat ze er over spreken en schrijven zou.