8i
de oogen, nog een ander las en daarna werd zij zelf genoemd. Ze voelde geen belangstelling voor het verhaal en begon duidelijk en koel:
״Hoe het zij, mijn grootmoeder bezat voor mij een groote aantrekkelijkheid en zoo, dat ik niet weet of ik haar meer vereerde of liefhad. Ik vroeg haar dus mijn gedenkboek der liefde en der vriendschap in te wijden. Zij deed dit op hare wijze, zij nam haar ouden Statenbijbel, sloeg dien open, tn schreef daaruit met bevende hand op het eerste witte blad: Mattheus X: 37. ״Die vader ofte moeder liefheeft boven Mij, en is Mijns niet weerdigh, en die sone ofte dochter liefheeft boven Mij, en is Mijns niet weerdigh...." Toen schrok ze stil en zweeg bevende. Ze keek op en zag alle oogen, ook die van den meester, naar zich toegekeerd, onder het suizen der lampen lag de klas doodstil. Ze hoorde den naklank van haar eigen stem, luid en bevend, in haar ooren. Een roode gloed rees op uit haar hart, een zuil van schaamte: ze had zich, bij vreemden, vergeten. Het wankelde in haar hoofd, of de wereld een draaikolk was en zij daarin pijlsnel verzonk en verging. Plotseling werd haar het licht ondraaglijk, ze sprong haar bank uit, rende naar de deur, sleurde haar mantel mee uit de gang en liep snikkende weg in den witten winteravond.
Heieen 6