8o
De les was nog niet begonnen, doch het was te koud om buiten te wachten; de deur stond open, de meisjes hadden zich in de gang onder de lamp, die rood scheen door den witten damp, verzameld en riepen haar met ongewone toeschietelijkheid in hun kring. Doch Heieen ontweek hen, en liep rechtstreeks het leege, lichte lokaal binnen, lei haar boeken op haar plaats en ging achter de banken bij de kachel staan. Peinzend hield ze de handen voor zich uit in den triËenden gloed, peinzend luisterde ze naar het zoetzangerig suizen der gasvlammen boven haar hoofd, zachtjes aan verdoofde ze.... Een zware stap schrok haar op, de vijandige meester kwam in en groette haar met een korten grom. Er trok een wolk van drift en onbehagen langs haar hart, toen glimlachte ze in zichzelf en voelde haar wonderlijke zachtzinnigheid als een bloem openbreken ook naar hem, in een plotseling, ordeloos en verward voornemen hem dezen dag niet, en nimmermeer zoolang ze op school was, te hinderen. Hem niet, niemand.... De anderen traden binnen, ze ging van haar voornemen vol bij de kachel weg en zette zich stil in haar bank, nam gedwee haar leesboek en bladerde tot waar ze gebleven waren. Het was een fragment, ״Het Album" getiteld, uit het boek ״Waarheid en Droomen." Ze streek de bladzij glad, keek op en wachtte, in een zeldzaam gevoel van gedweeë rust en zachtzinnige tevredenheid. Een meisje las, Heieen keek neer en las oplettend mee met