76
aan, keerde terug, keek haar weer aan en vroeg haar ten dans. Heieen bekende aarzelend en beschaamd, dat ze niet danste; het beteekende niets, vond hij, ze zouden dan tezamen wat praten. Hij schikte in een hoek twee stoelen bij een tafeltje en stelde zich voor. Heieen noemde daarop alleen haar voornaam, alsof ze nog een kind was, omdat ze niet anders durfde, voelde terstond het verkeerde daarvan, doch miste den moed en het middel om dat te verbeteren. Ze zaten nog niet lang te zamen, toen had de jongen haar al verteld, dat hij pas student was geworden, dat hij zich den heelen avond geweldig had verveeld en alleen was gekomen om zijn zusje te begeleiden en dat eigenlijk gezegd de heele wereld en'het gansche menschdom hem verveelden, omdat hij dichter was, de studie verachtte en zijn kunstenaarsschap het hoogste vond! Heieen was door dit alles wel wat overstelpt, maar ze vond het toch vooral heel ernstig en ontroerend en gewichtig en rekende zich niet weinig vereerd, dat haar dit alles zoo maar werd medegedeeld, temeer daar Fred haar verzekerde, dat hij die dingen waarlijk niet aan elkeen toevertrouwde. Maar hij had het gevoel, alsof ze elkaar al jaren lang kenden. Heieen toch ook, nietwaar? Heieen nam dat gevoel in zichzelf niet waar en zei hem dit, schoon met tegenzin en vreezend hem te grieven, waarop de jongen lachte, zich tot haar overboog, haar in de oogen keek, zoodat het haar verwarde en zei dat ze van alle