74
recht voor zich uit, het was of ze een lucht van verf en vernis rook. Een prentje van de blokkendoos, waarmee ze jaren geleden met haar broertjes had gespeeld, was plotseling van versleten herinnering tot een levend visioen geworden. Ze zag boven de Alpentoppen bont wolkenspel en vergat dit gezicht en dat oogenblik nimmermeer. Terwijl de jongens en meisjes op het tooneel radde en toonlooze samenspraken hielden, die ze maar half verstond en die haar niet boeiden, bleef haar gepeins bij den herder en de bergen vertoeven, de zoete bevangenheid van het verre en vreemde overkwam haar; ze was alleen, maar toch ook tusschen menschen en in htm samenzijn opgenomen, en in de tweeledige vreugde om eenzaamheid en samenzijn te zamen, vervloeiden haar gedachten in een zoete mijmerij.
Met alle anderen rees ze even later op, licht verschrokken in het tumult van handenklappen en stampen, dat plotseling losgebroken was. Het scherm vloog open en toe, er werd over en weer gewuifd en gewenkt, Heieen werd ruw achteruit-geduwd, stoelen werden weggegrist, vlug tegen de wanden opgestapeld, de gladde vloer kwam bloot, de zaal werd tot den dans bereid. Heieen voelde zich vreemd en stijf van onbeholpenheid, kilte woei om haar heen, de menschen weken, tocht trok door de open deuren de zwoele walmen weg; angst en onrust golfden Heieen door het lijf. Haar kameraadje was weg en praatte met de