63
Heieen nam het briefje, aarzelde, schreef eronder ,,wie nog meer?" Dieuwertje greep op haar beurt toe en krabbelde een enkel woord: „niemand." Heieen verzonk in overleg met zichzelf en keek peinzend voor zich uit, totdat Dieuwertje haar aanstiet, zij keek opzij, hun oogen ontmoetten elkaar in een blik zonder genegenheid. Dieuwertje's oogen vroegen haar, dat ze niet weigeren zcu, en Heieen, schoon vernederd in het scherp besef, dat zij enkel gevraagd werd, omdat zij ook een verschoppeling was en dat Dieuwertje eerder en liever anderen had gevraagd, had ze maar gedurfd, overwon haren weerzin, want ze wilde edelmoedig wezen en knikte dat ze komen zou.
Dien nacht in haar bed overlegde ze met zichzelf, waarover ze met Dieuwertje een geheelen avond zou kunnen spreken en vond geen enkel ding; dus zag ze benauwd tegen den komenden Zondag op.
Dieuwertje woonde bij een zuster, die man en kinderen had, in een klein huisje tegenover de gasfabriek. Daar werkte de man en daar was een rij van gelijke, baksteenen woninkjes gebouwd voor hem en zijn kameraads. Dieuwertje verteerde in die schamele familie haar geldje en was er geëerd, ook om haar kunde en deftigen staat. Haar kamertje, waar ze werkte en sliep, pronkte met de beste meubels en al de snuisterijen.
Toen Heieen zich op dien killen Zondagavond met een bezwaard hart door het klamme gangetje