62
nieuw licht, vond geen woorden en geen moed en ging alleen naar huis.
Korten tijd nadat Heieen zestien jaar was geworden, kwam er een nieuw meisje in de klas, een boerenkind uit een andere streek van het land. Ze had een scherp, driekantig gezicht en droeg een bril met groote ronde glazen. Ze kreeg haar plaats naast Heieen in de bank, maar Heieen voelde zich niet tot Dieuwertje aangetrokken. Haar leergeld trok ze als belooning voor vlijt en uitmuntend gedrag uit een fondsje in haar oude woonplaats, op het omslag van haar boeken stond een blauw stempel gedrukt. Dieuwertje was schuchter en schuw, want ze was ook op haar vorige school om het blauwe stempel veracht, maar ze was tegelijk wel geniepig, keek niet af, liet niet afkijken, hielp niemand en leende niets van het hare uit. Om al die dingen kon ze al even weinig als Heieen in de klasse aarden, maar er was dit verschil, dat de meesters Dieuwertje overmatig prezen om haar ijver en de goede orde van haar dingen met de bedoeling, dat de kinderen haar tot de hunnen zouden rekenen. Doch de anderen bemerkten dat, wilden niet gedwongen wezen, en de gunst van de meesters deed Dieuwertje meer kwaad dan goed, zoodat ook zij afzonderlijk naar haar huis liep.
Enkele weken was ze op school, toen schoof ze Heieen op een keer een briefje toe over de bank: ,,Ik ben Zaterdag jarig, kom je Zondagavond?"