6i
sliste wat zij doen en laten moest. Riep haar de juffrouw, die schimpte en schold, terwijl ze de fouten verbeterde en spottend haar werk de anderen liet zien, die in eigen ijdelheid en vermaak om anders vernedering gestreeld, grif medelachten, tot de harde stem ook hen bedwong, dan stond Heieen achter den stoel, de oogen half-toe, in de kortstondige verlossing als in luwte verademend, liet de woorden over zich heen gaan en dacht aan wat anders. Eens was ze zoozeer afwezig, dat ze neuriën bleef, terwijl de juffrouw tot haar sprak; ze werd weggezonden en mocht zich drie dagen lang niet in school vertoonen.
Breien en naaien leerde Heieen dus van die juffrouw niet, doch wel kreeg ze van haar eenig inzicht in de voorwaarden, welke menschen en kinderen aan hunne waardeering en genegenheid verbinden. Het was op een dag, dat ze weer achter haar stoel stond en half luisterend door het open raam tuurde, maar plotseling opschrok en het gelaat naar de juffrouw keerde, om wat die zei van haar slordigheid en onverschilligheid en nalatigheid en hoe het haar om al die dingen niemendal verbaasde, dat geen der andere meisjes met Heieen wou zijn. Heieen keek de klas rond, alsof ze eenig weerwoord en verweer verwachtte, doch dat bleef uit. En eerlijkheid dan, en edelmoedigheid dan? Ze nam zich voor na de les te vragen of de juffrouw werkelijk gelijk had, doch toen dacht ze aan het prentje, zag dat alles plotseling in een