50
dingen in aanraking en begon ze vagelijk van zichzelf rekenschap te verlangen van wat ze daaruit innerlijk ervoer —, tot nu toe was ze met de ervaringen-enkel meestal tevreden geweest.
Heieen had allang tot haar teleurstelling begrepen, hoe weinig edelmoedigen er waren onder de kinderen, die ze kende. En toen er nu op een middag een vreemde heer in de klas kwam en hem ter eer de rekenles werd gestaakt en uit een boekje gelezen, waarin een lesje stond van een braaf meisje, dat Jansje heette en zoo maar haar nieuwe verjaringsgulden aan een armen man weggaf, en toen nu die heer met een oolijken glimlach en een knipoog naar den meester den kinderen vroeg, wie er wel met zijn gulden evenals Jansje zou hebben gedaan en toen daarop al de kinderen den vinger opstaken en riepen en het bovenlijf uit de banken hieven om toch vooral maar opgemerkt te worden, toen kon Heieen het niet verdragen. De walging kroop in haar op met een vluchtige drift om den blik en den glimlach, die toch haar persoonlijk niet gold — eenzelfde drift als toen de dokter haar onderzoeken wilde en glimlachte om haar verzet — daar ze al die kinderen kende in hun benepen hebzucht, ze stortte bot en woest het hoofd in de armen op de bank en schreide toome-loos. Rondom haar werd gelachen, de meester maakte zich boos, de vreemde heer overreedde en ondervroeg met een stem waarin belangstelling bleekte tot verveling, maar Heieen antwoordde