49
en achter en naast haar in de banken zaten, waren afzonderlijke personen, die ieder op zichzelf eigenschappen bezaten en naar die eigenschappen beoordeeld konden worden, ook zijzelf zou door anderen gadegeslagen en beoordeeld worden. Zij voelde de nieuwe begeerte een goed oordeel waardig te zijn en niets scheen haar natuurlijker dan dat de menschen haar zouden vragen, wat menschen in boeken elkander vroegen: eerlijk en trouw en edelmoedig te zijn.
In de klas kon nu haar gebrek aan zakelijke voorstellingen niet langer verborgen blijven en schoon ze wel eens geprezen werd om de wijze, waarop ze verhaalde van dingen die ze in boeken had gelezen en om al de vreemde namen en ongewone woorden, die ze tot haar beschikking had, vaker bulderde er gejuich uit de banken als ze domme antwoorden gaf of onbeholpen was. De handige en slimme volkskinderen waren haar met hun beperkte schranderheid in veel dingen vooruit en hoonden haar zonder deernis, en daar Heieen de dingen, die anderen wisten en konden, altijd moeilijker en bezwaarlijker vond, dan wat zij zelve wist en kon, achtte ze zichzelf onbruikbaar en dom en begon er over te ׳tobben, hoe het op die manier met haar toekomst moest gaan. Pijnlijk gevoelde ze al wel, dat haar een ander leven dan dat in de boeken beschoren zou zijn.
In dit laatste leerjaar op de kinderschool kwam Heieens ontwakend bewustzijn met velerlei nieuwe
Heieen. 4