264
dat hij zich overmoedig en onstuimig-veroverend had gedacht, doch de weken gingen voorbij zonder dat er een open aanval op hem werd gepleegd en zijn waakzaamheid verslapte. Inmiddels naderde hem onhoorbaar van een andere zijde een gedaante, die hij niet kende....
Heieen overwoog dit aldus, terwijl ze, ietwat verward en blozend, weerging naar haar werk. Was ze al te sluw in haar bedrijf? Ze gaf zich toch in oprechtheid en deed, wat ze deed, tot geen ander doel dan hem te naderen en te winnen, te winnen en te behouden, om hem lief te hebben en van hem geliefd te zijn.
Ze bleven nog een pooslang afgewend van elkander ieder aan het eigen werk. Doch toen Heieen daarna heenging en hij voor haar staande, toekeek, terwijl ze haar handschoen dichtknoopte, vroeg hij haar plotseling: ״ben je nu heusch zoo een flirt....?" Heieen sloeg haar oogen naar hem op, weeke woorden lagen ineens op haar trillende lippen gereed, maar ze sprak die niet uit en antwoordde: ״ja, héél erg," maar haar blik en haar stem weerspraken den glimlach en de luchtige woorden. Toen vroeg hij ook niet verder en liet haar gaan.