263
somber mistrouwen, dat hij gewend raakte aan haar gezelschap en geen ander belang stelde in haar dan in elke leerling, want de nieuwsgierigheid was uit zijn blik verdwenen en hij vorschte niet meer naar haar leven. Doch op een middag, terwijl ze ieder aan een afzonderlijke tafel te werken stonden, zag Heieen plotseling, dat hij haar gadesloeg en even later hoorde ze zijn stem: ,,weet je wel, dat ik me je heel anders had voorgesteld? Je bent haast het tegendeel van wat de menschen je denken...." Heieen nam enkele seconden om zich te bedwingen en haar opgeschrikten hartslag glad te strooken, keerde toen het gezicht naar hem toe, glimlachte zacht en antwoordde niet.
Doch even later, terwijl hij toekeek, hoe ze enkele uitkomsten in een formule neerschreef op een stukje papier, zei hij opnieuw, in denzelfden toon van daareven, waarin Heieen nu een tint van schertsende verteedering meende te hooren: ,,wat schrijf je toch nog een echt meisjeshandje." Ook nu bedwong Heieen zich, maar de robijnen blijdschap fonkelde fel in haar op. Want wekelijks schreef ze aldus bij hem en onder zijn toezien, ook had hij enkele briefjes van haar en nimmer voor nu had hij op haar wijze van schrijven gelet. Hij kwam haar argeloos naderbij en wist niet, dat hij het deed, doch zij droeg ook nu angstvallig zorg hem niet aan zichzelf te verraden. Hij had zich gewapend met zijn spot, zijn hooghartigheid, het doorzicht van zijn rijpe jaren tegen het meisje,