252
eindeloos verveelvuldigd eigen-Ik. Niet ieder vergat met knik en glimlach, omdat hij al lang wat beters had om over te denken dan wraak om ouden smaad, ze had vrienden verstooten en ze gegriefd in hun eigenliefde, hoe had ze kunnen vergeten, wat ze wist, dat menschen geen grief in hun eigenliefde vergeten? Toch weer een waarheid als een koe geloochend, verzuimd rekening te houden met een nuchter feit, om de eenvoudige reden, dat het feit haar niet beviel. Zij, die gemeend had, schrander te wezen en elk ding verwrongen zag, zoodra zijzelf en haar eigen gevoel erin betrokken waren, en de wereld ״mooi" moest zijn voor haar plezier. Waan, die zichzelf in slaap suste, zichzelf rauwelijks wekken moest.
Dien nacht sliep Heieen niet en de sluimerende, vergeten menschenvrees bevloog haar als een rukwind uit donker. Had ze geen schatten, waarmee ze alle menschen omkoopen kon, dat ze haar niet zouden aanklagen bij hem, dat ze de gifpunt van hun pijlen zouden afknakken en het nutteloos tuig wegwerpen, had ze geen macht ortj hen te dreigen en onschadelijk te maken, zoo ze het tegendeel deden en haar beeld schonden in zijn oog? Smeeken had nimmer baat gebracht. Met tranen op haar wangen en een smartelijken glimlach dacht ze aan het oude sprookje van „De gelaarsde Kat," tot haar mijmeren vervloeide en overging in een ongewissen slaap.
Den volgenden morgen scheen de zon, maar