247
staande en gaf haar lachend te raden, wie er naar haar had gevraagd. Heieen trilde, meende onmiddellijk te begrijpen, maar ze verried zich niet en twijfelde in het volgend oogenblik. De ander noemde zijn naam. Heieen bedwong haar verwarring en dorst er niet verder op doorgaan. Hij had naar haar gevraagd, wat ze deed, hoe oud ze was, hoe ze leefde. Ze was wel zoo blij, dat ze moeite had het te verbergen.
Doch toen ze alleen op haar kamer was, sprak ze zichzelf streng en nuchter toe. Wat beduidde die vreugde om de vluchtige belangstelling van een vreemden man? Vervielze nu zonder tegenweer in de oude dwalingen en dwaasheden, ongetwijfeld weer tot een hard en bitter besluit? Ze smaadde zichzelf, om zich staande te houden, doch dit belette niet, dat haar hart schokte van vreugde, enkel en alleen als ze het meisje dat hem kende en hem somwijlen sprak, zag uitgaan en binnenkomen, telkenmaal in hoop op een woord of een tijding, doch het een en het ander bleef uit.
Ze lei zichzelf onvoorwaardelijk op, dat ze niet uit eigen beweging naar hem zou vragen, en vermeed het meisje, om die verleiding te ontgaan; — toen ze op een dag meende, dat ze zich nu lang en sterk genoeg had bedwongen en in een plotselinge warme zwakheid zich overgaf aan haar neiging, bemerkte ze, dat het juist drie dagen geleden was, sinds ze zich het tegendeel voornam, zóózeer sponnen haar gedachten de dagen en de uren uit.