243
lach, ze huiverde voor dat beslissend oogenblik en dorst het niet uitlokken. Doch al die weken beheerschte hij evenwel haar leven in daad en in gedachte; haar houding tegenover zichzelf en tegenover de menschen veranderde niet naar uiterlijke gedaante, doch wel naar innerlijk gehalte. Wat ze besliste en deed, besliste en deed ze niet langer met dat hopeloos en verlammend gevoel van iemand die aan zijn eigen innerlijke stem geen geloof meer kan slaan —, ze deed nu aldus met een doel en naar een toets, opdat ״hij" haar houding tegenover zichzelf en tegenover de wereld juist en gerechtigd zou achten; zoodat ze aan hem de kracht ontleende, om haat plannen en voornemens met zichzelf volledig te verwezenlijken. Ze nam dus niet zoozeer toe in wat deugd is geheeten, maar wel in kracht en in blijmoedigheid daartoe. Noodzaak werd op deze wijze tot geluk — instinct tot wet, en het deerde haar den eersten tijd nauwelijks, dat hij van dit alles niets vernam en haar dus geen enkel teeken van goedkeuring kon zenden.
Doch toen ze op een dag zijn naam toevallig las in een dagbladbericht, trilde ze weer van de begeerte, hem nog eens te mogen zien en met hem te spreken. Het bericht vermeldde, dat hij voornemens was in den aanstaanden winter een reeks van cursuslessen voor belangstellende leeken in de beginselen van zijn vak te geven. Onmiddellijk nam Heieen zich voor, daarheen te gaan en dit