244
voornemen schonk haar rust en troost. Ze zou hem terugzien, al moest het maanden duren! In de dagen die op haar eerste ontmoeting volgden, waren hare gedachten zoo sterk op hem samengetrokken geweest, dat ze elk oogenblik meende hem in de straat te zien aankomen op haar weg naar school en ze ervoer nu goed aan zichzelf, hoe sterke begeerten de rede vertroebelen kunnen. Deze spanning ging voorbij, Heieen had zich al reeds gevoegd naar de zekerheid, dat ze hem niet voor den volgenden winter terug zou zien, toen ze zich op een avond in een volle tramwagen recht tegenover hem bevond.
En de allereerste vaste gedachte die zich losmaakte uit de verwarring om dit ongedachte wederzien, was een verheugenis, omdat het avond was, daar het goudgele kunstlicht in de tram haar mooier deed schijnen dan het fletse licht van den winterdag en omdat ze een breedgeranden hoed droeg, die schaduwen lei over haar voorhoofd en den glans van haar oogen verhoogde. Ze overwoog dit alles snel, nog vóór ze zat en voelde tegelijk in een weeë onbehaaglijkheid, wat wonderlijk-wankel ding een menschenleven is, daar geluk en toekomst en de verwezenlijking der warmste verlangens van deze geringe dingen afhangen, en toch was het zoo en toch wilde zij-zelf het niet anders en toch had ze al die weken, zonder het zich te bekennen, haar hoop geklampt aan het besef van haar bekoorlijkheid, daar ze wist, dat de zekerste weg om