XXIII.
AN dien dag af trokken Heieens zwaarste bekommeringen als damp uit haar weg en zoodra ze uit haar weg waren en zij ze als dingen buiten zich beschouwen en onderzoeken kon, leken ze haar gering en begreep ze niet, dat ze haar zoo naar geest en lichaam hadden kunnen knauwen. Wat beteekende dit alles nog? Ze wierp allen ballast overboord en steeg trillende op in een ruimte van blauw en goud. Ze deed als een veldheer, die de gansche macht van zijn troepen in een hardnekkig voornemen samentrekt op één enkel punt — wat op andere plaatsen voorvalt, kan hem plotseling niet meer schelen — ze trok haar tobbende gedachten weg van haar teleurgestelde wenschen en haar ontastbaar leed en richtte ze onwrikbaar op één vaste bedoeling: hem naderen, hem bereiken, hem winnen. Ze vergaarde en spitste al haar vindingskracht om een middel
Heieen. 16