XXII.
ELEEN herkende hem aan zijn oogopslag, zooals elk oplettend mensch in de volte onmiddellijk dengene herkent die mogelijkerwijs zijn vriend zal wezen. Ze herkende hem aan al dat onbewuste en onwillekeurige, dat oppervlakkigen als oppervlakkig verwerpen, omdat ze het in zijn echte beduidenis niet verstaan, — zijn glimlach, de bewegingen van zijn handen en den klank van zijn stem. Ze ontmoette hem voor de eerste maal in zijn eigen huis, hij was lector en gaf onderricht in scheikunde; een meisje van zijn college had Heieen verteld, dat ze met een groepje anderen was genoodigd enkele zeldzame, oude instrumenten die hij bezat, te komen zien en zich Heleen's bijzondere voorliefde voor oude voorwerpen en oude prenten onder het vertellen plotseling herinnerend, had ze Heieen toegezegd, dat ze den lector, die met haar familie was bevriend, zou verzoeken,